Op 6 maart 2013 (ECLI:NL:HR:2013:BZ3450) deed de Hoge Raad een principiële uitspraak over de vraag of een gerechtsbestuur zich mag uitlaten over de inhoud van uitspraken van rechters gewezen in het gerecht waaraan dat bestuur leiding geeft. Het antwoord dat de Hoge Raad gaf was duidelijk: een dergelijke toelichting is in strijd met de Wet op de rechterlijke organisatie. De motivering daarbij was als volgt:
“In de eerste plaats is uitgangspunt dat, zoals dat pleegt te worden verwoord, de rechter door zijn vonnis spreekt. De kenbron van een rechterlijke beslissing is het vonnis of de beschikking van de rechter, waarin de rechter zijn beslissing duidelijk onder woorden brengt en van een motivering voorziet. Procespartijen en derden moeten het daarmee doen. Het ligt niet op de weg van een rechter zijn eigen beslissing, als die eenmaal is vastgesteld en bekend gemaakt, van commentaar te voorzien of te verduidelijken, en ook niet om vragen over de betekenis van de beslissing of van onderdelen van de daarvoor gegeven motivering, te beantwoorden (…). In de tweede plaats, en voor een deel in het verlengde van het voorgaande, ligt het hoe dan ook niet op de weg van een gerechtsbestuur om uitleg te geven aan rechterlijke beslissingen die gegeven zijn door rechters in het gerecht met de algemene leiding, de organisatie en de bedrijfsvoering waarvan dat gerechtsbestuur is belast. Zoals art. 23 lid 2 RO voorschrijft, behoren gerechtsbesturen niet te treden in de inhoudelijke beoordeling van alsmede de beslissing in een concrete zaak. Het is dan ook onwenselijk dat een gerechtsbestuur op verzoek van een partij of een derde, of eigener beweging, aan een rechterlijke beslissing een uitleg geeft of anderszins commentaar daarop geeft dat als een authentieke interpretatie daarvan zal worden opgevat.”